Juliette Decreus, “Malines, ma résonance, Poèmes”, Édition de la Dyle, 1994
Voorwoord van Raphaël de Smedt, geïllustreerd met de pentekeningen van Emile de Leers
In deze kleine dichtbundel bezingt Juliette de Creus haar geliefde Mechelen
Het voorwoord is van Rafaël de Smedt, die conservator was van de Koninklijke Bibliotheek van België en opgevolgd werd door Patrick Lefèvre. Rafaêl de Smedt was de zoon van kunstenaar Jan de Smedt.
Mais je cueille dans les artères
Les pas dérobés à mon père
Pour inverser le fil du temps” (p.7)
Men vindt een gedichtje opgedragen aan haar geliefde zoon I.M. (p. 8) :
Avec des mots, je peins pour toi,
Ces rues qui vont et qui viennent
Le Steen : Vaste esprit rêvant l’Europe future (p. 11)
La Rose blanche : De witte Roos :
Veuve de velours dont les manches
Berçaient deux jeunes princiers fronts (p. 13)
De vijf madonna’s van de Onze-Lieve-Vrouw voorbij de Dijle
De O-L-Vrouw die leunt op één been
veelkleurig hout uit de XIVde eeuw
O-L-Vrouw van de Zon
veelkleurig hout uit de Xvde eeuw
De Maagd Maria van Faid-Herbe (de grote beeldhouwer van Mechelen (barok)
O-L-Vrouw van het hoogaltaar
O-L-Vrouw van de 7 smarten
Barok, XVIIde eeuw
Juliette Decreus is zich terug komen vestigen in Mechelen in 1985 bij het overlijden van haar zoon
Ze was gastprofessor aan enkele universiteiten in de Verenigde Staten en was een meertalige reizigster.
Ze was ook vertaalster van gedichten, o.a. van Rafaël Laffon.
In het tweede deel bezingt Juliette Decreus in sonnetten 5 bewonderenswaardige Madonna’s van de Dijle, dit wondermooi gotisch juwelenkistje.
O-L-Vrouw van de 7 smarten eindigt met een ontroerende terzet : p. 7
“Sous le dais, le deuil de la Madone,
Seule comme l’humanité,
pleure un Dieu qu’elle a enfanté, “
© Muylaert Eliza, membre de l’O.M.P.P.